Siberische Husky

De Siberische husky behoord tot de pool- en keeshonden van het oertype. Het is een typische sledehond. Wanneer hij kan werken, is hij helemaal in zijn element. Hij is gebouwd om sneeuw en kou te kunnen trotseren, maar kan ook de warmte in de zomer aan, omdat de vacht de warmte reflecteert. De Siberische Husky werd gefokt en gebruikt door inwoners van Siberië, daar diende de hond als jager op klein wild en als sledehond. De Husky is een hardwerkend ras dat graag in groepen samenwerkt.

Uiterlijk:

De schofthoogte van reuen is ongeveer 53-60 centimeter en van teven ongeveer 51-56 centimeter. Het gewicht van een reu kan variëren tussen 21 en 27 kilogram, dat van de teef tussen 16 en 23 kilogram. De husky heeft een middellange dubbele vacht. Meestal zijn ze wit met grijs, maar in principe zijn alle kleuren toegestaan. Ze kunnen ook blauwe ogen hebben, wat vrij vaak voor komt. Ook kunnen ze een combinatie hebben van 1 lichtblauw en 1 bruin oog. Ze hebben spits opstaande oren.

Sociaal:

De Siberische husky kan over het algemeen goed met zijn soortgenoten omgaan, maar minder met andere dieren, zoals konijnen en katten. Ze vinden het niet prettig om alleen te zijn.

Eigenschappen:

De Siberische husky vraagt om veel beweging. Een zeer sportieve en ervaren hondenbezitter die vaak met de hond(en) op pad gaat in de natuur zou een geschikte baas kunnen zijn. Als waakhond is de Siberische Husky minder geschikt. De vacht verliest vooral in de zomer veel haar.