Tibetaanse Terriër

Levensduur13-14 jaar
GewichtMannelijk:11-14kgVrouwelijk:10-13kg
HoogteMannelijk:36-41cmVrouwelijk:35-40cm
Stamboomja
Kenmerken
Maat
Benodigde beweging
Makkelijk te trainen
Hoeveelheid verharing
Benodigde verzorging
Goed met kinderen
Gezondheid van het ras
Kosten om te houden
Kan alleen zijn
Intelligentie
Bent je op zoek naar het Tibetaanse Terriër ras?Bekijk actuele advertenties of deel dit artikel met uw vrienden!

Introductie van de Tibetaanse Terriër

De Tibetaanse terriër is makkelijk in opvoeding, houdt van rennen en verkennen en heeft dagelijkse beweging nodig in een veilige omgeving. Zijn beweging kan hij ook halen uit een middellange wandeling aan de riem of ravotten in de tuin. Hoewel hij geschikt is om buiten te leven in gematigd koude klimaten, is het meer een binnen of binnen/buiten hond. Hij is gevoelig voor stem intonatie en kan zeer goed luisteren. Hij is zachtaardig en dient ook zo opgevoed te worden, blijf echter altijd consequent. Zijn lange vacht moet elke dag goed geborsteld worden om klitten te voorkomen. De vacht verdient in het eerste jaar extra aandacht door de haarstructuur van de vacht van een jonge hond. Wacht je daarmee te lang dan kan de ondervacht gaan vervilten. Klitten en verviltingen kunnen makkelijk met bv. een Mars Coat King kammetje open gesneden en verwijderd worden. Na een jaar lijkt de haarstructuur anders te worden en de neiging tot klitten minder. Toch blijft kammen belangrijk. In een winterwandeling door pas gevallen sneeuw blijft die sneeuw in de haren hangen en vormen zich sneeuwbolletjes die het lopen moeilijk tot onmogelijk maken. Verwijderen gaat het beste door de poot in een emmer lauw water te doen. Laat de bollen niet te lang zitten vanwege het risico van bevriezing.

Gedrag:

Deze kleine kameraad houdt van mensen. Tibetaanse terriërs zijn levendig, uitgaand, vrolijk, moedig, waaks, attent, intelligent, vriendelijk en vredelievend. Ze kunnen goed met andere huisdieren omgaan zoals katten of konijnen. Ze doen graag alles mee met het gezin. Ze zijn graag bij kinderen, zijn dan niet kleinzerig en zullen nooit of zelden agressie vertonen. Vervelende situaties zullen ze mijden en laten zich zelden met vreemden in. Binnenshuis is de Tibetaanse terriër een rustige hond en kan makkelijk uren voor de open haard vertoeven. Als de Tibetaanse terriër erop getraind is kan hij prima overdag alleen zijn. Zeker als puppy is het belangrijk de hond af en toe een uurtje alleen te laten. Zijn blaf is uniek; het neemt in volume en toonhoogte toe naarmate hij langer blaft. Ze staan echter niet bekend als "keffers". Zijn uiterlijk kan de schijn hebben van een troeteldier, maar in zijn eigen beleving is hij een reuzenhond en gedraagt zich ook zo. Al is hij voor een herders-achtige tamelijk klein van stuk, fysiek en psychisch gezien is het een sterke, stoere hond die vol bewegingsdrang zit. Hij heeft niets van het stereotiepe gedrag van een terriër. Kan wel agressief zijn naar andere honden toe, met name als ze zijn aangelijnd.

Uiterlijk:

Lichaam:

Het lichaam is gespierd en compact. De lengte van schoudergewricht tot aan de staartaanzet is gelijk aan de schouderhoogte, dat het ras zijn typisch vierkant uiterlijk geeft. Het lichaam dient goed geribd te zijn. De lendenen zijn kort en licht gebogen. De voorhand is dicht en zwaar behaard, de benen zijn recht en evenwijdig met een iets schuinstaand middenvoetsbeentje. De achterhand is eveneens dicht en zwaar behaard, het kniegewricht dient goed gebogen te zijn met een laag geplaatst spronggewricht. Schofthoogte tussen de 35,5 cm en 40,5, teefjes iets kleiner en het gewicht is tussen de 8 tot 14 kg, liefst tussen de 9,5 en 11 kg, maar ieder gewicht is acceptabel mits in verhouding tot de lengte. De Tibetaanse terriër wordt gemiddeld 14 jaar oud.

Gangwerk:

Vlot, goed uitgrijpend, krachtig stuwend, bij het lopen of draven moeten voor en achterbenen een lijn vormen en mogen niet naar binnen of naar buiten draaien. De Tibetaan moet zich gemakkelijk kunnen bewegen zonder verspeelde energie, de beweging moet niet anders dan economisch, perfect gecoördineerd en krachtig zijn. Het laat een portret zien van een lenige hond die kan leven op de geboortegronden van zijn vaderland wat een voor dit ras uitzonderlijk kenmerk is...

Kop:

De kop is bescheiden, met een krachtige snuit van gemiddelde lengte. De schedel is noch plat noch rond. De ogen zijn groot, donker en staan iets uit elkaar. De oren zijn V-vormig, hangend en worden niet te dicht tegen het hoofd gedragen. Ze zijn dichtbehaard en niet te groot. De neus is meestal zwart en soms bruin, dit kan te maken hebben met de vacht.

Staart:

De staart is middellang, tamelijk hoog aangezet, flink behaard en wordt soms in een vrolijke krul over de rug gedragen. Een wit uiteinde aan de staart is kenmerkend voor deze rashond.

Voeten:

Een van de meest ongewone kenmerken van de Tibetaanse terriër is de brede platte en ronde voeten waarmee ze plat op de zool staan, zoals je niet bij een ander ras zal aantreffen. Die zijn ideaal in de sneeuw en gedragen zich als natuurlijke snowboots (sneeuwschoenen). Ze zijn ook tussen de tenen en voetzolen zwaarbehaard. De achterpoten zijn iets langer dan normaal en goed bij het beklimmen van bergen.

Vacht:

De dubbele vacht is dik, met een warme wollige fijne ondervacht en lang harige bovenvacht (dekvacht) met een structuur als dat van mensenhaar. De (boven)vacht is fijn, hoort niet zijdeachtig (dun), wollig of krullend te zijn, maar golvend is acceptabel. De vacht is lang en dik, maar reikt niet tot de grond zoals bij andere rassen als de Lhasa Apso of de Maltezer. Haar bedekt het gezicht en ogen, maar lange oogwimpers zorgen ervoor dat het haar niet in de ogen komt. De Tibetaanse terriër heeft een zeer goed gezichtsvermogen.

Kleur:

Alle kleuren behalve lever- of chocoladekleur zijn toegestaan zonder voorkeur. Tibetaanse terriërs zijn er in iedere combinatie van enkel kleurig, bont, driekleurig, bruin of grijze streken, gevlekt, wit, wit-zwart, goudkleurig, crème, grijs, rookkleurig, zwart of zwart-twee. De neusstreek (neusleer) moet zwart zijn, de ogen donkerbruin en de oogranden zwart. Bedenk echter wel dat hetgeen niet is toegestaan alleen geldt voor de fokkerij. Een chocoladekleurige Tibetaan met een lichte neus, of een witte zonder zwarte oogranden kunnen net zo goed hele lieve en gezonde huishonden zijn.